Openbare Schuilplaatsen (1950-1990)

In de periode van 1950 – 1990 is uiteindelijk voor slechts 320.000 burgers een plaats gecreëerd in openbare schuilgelegenheden. Veel beschermde onderkomens bevinden zich in kelders van grote gebouwen. Deze vallen in het niet naast de bouwkundige oplossingen van de metrostations in Rotterdam en Amsterdam. De metrostations hebben een dubbelfunctie; doorvoer van de metroreiziger en schuilgelegenheid voor grotere groepen burgers (5000 10000) in een atoombestendige, gasdichte omgeving. De vele specifieke oplossingen van gasdeuren, sluizen, sanitair en luchtbehandeling dwingen respect af. Voorbeelden zijn de Noordertunnel in Utrecht, het metrostation Wibaut in Amsterdam en metrostation Dijkzigt te Rotterdam (5000 pers).

Minder complex maar ook voorzien van diverse ingenieuze oplossingen zijn in Nederland diverse parkeergarages met een dubbelfunctie. Belangrijke voorbeelden zijn de parkeergarage “De Brinkhof” te Apeldoorn (7000 pers.) en de parkeergarage in Middelburg. Bijzonder is ook het teruggrijpen naar eeuwenoude locaties die al vele malen gebruikt zijn als schuilgelegenheid. Limburg heeft op dit gebied twee markante voorbeelden. Maastricht beschikt over kazematten, een kilometerlang stelsel van tunnels onder de stad waarin een fall-out schuilgelegenheid is aangebracht Daarnaast bieden mergelgangen reeds eeuwen bescherming aan de burgers. In de mergelgangen van Valkenburg is een volwaardige fall-out schuilgelegenheid ingericht voor 2500 personen.